Isaiah 9

Nederlands vers (8:23)

De donkerheid blijft niet

De diepe duisternis van de vorige verzen heeft niet het laatste woord. Het “voorzeker” waarmee Js 8:23 begint, luidt een nieuw gedeelte in – in andere vertalingen is dit dan ook Jesaja 9:1 – dat in contrast staat met het vorige gedeelte. Daar gaat het over duisternis die als oordeel over het volk zal komen, terwijl hier God voorziet in een licht dat Hij in de komst van de Messias in de duisternis zal zenden voor hen die Hem willen aannemen. Hij is het licht dat in de duisternis schijnt (Jh 1:5a).

Daarbij heeft Hij vooral “het land van Zebulon” en “het land van Naftali” op het oog. De HEERE heeft over dat gebied “minachting” gebracht. We kunnen daarbij denken aan de tijd dat Salomo Hiram twintig steden in het land Galilea geeft voor diens hulp, steden die door Hiram verachtelijk “het land Kabul”, dat betekent: het land van niets, worden genoemd (1Kn 9:11-15). Hij kan die gift niet waarderen. Verder zien we dat na de scheuring van het rijk het oordeel van de HEERE in verschillende fasen over de tien stammen is gekomen door Assyrië (2Kn 15:29; 2Kn 17:1-8; 22-23). Deze beide stammen, Zebulon en Naftali, zijn als eerste door de Assyriërs veroverd.

In plaats van de smaad uit het verleden, “in vroeger tijd” (vgl. Jh 1:46-47; Jh 4:9), zal de HEERE “in later [tijd]” aan dit gebied “eer bewijzen”. Dat zal gebeuren door de komst van de Messias. Juist in dit gebied, waar de duisternis het diepst is, zal God in de komst van Christus Zijn licht laten schijnen. Dat is dus niet in Jeruzalem, de hoofdstad, maar in het verachte Galilea.

De Christus zal wel in Bethlehem in Juda geboren worden, maar kort na Zijn geboorte zal Hij in Nazareth in Zebulon gaan wonen en daar opgroeien (Mt 2:22-23). Later woont Hij in Kapernaüm (Mt 4:13; Mt 9:1a) dat in Naftali ligt. Daar begint Hij Zijn dienst (Mk 1:21). Hier gaat de profeet weer van de duisternis van de actuele situatie waar de invasie onmiddellijk dreigt, over naar de dagen van het schijnende licht in de komst van Christus in het vlees te midden van het volk, speciaal in Zebulon en Naftali.

Dit gebied wordt met drie namen nader omschreven.

1. “De Weg van de zee” (de Via Maris), dat is de handelsroute tussen Syrië en Egypte door Galilea langs de Middellandse Zee. Dat wijst erop dat er veel heidenen door Galilea trokken.

2. “De overkant van de Jordaan”, dat is oostelijk van de Jordaan, het Overjordaanse.

3. “Het Galilea [waar] de heidenvolken [wonen]”, wat aangeeft dat de streek sterk onder heidense invloed is en er ook vermenging heeft plaatsgevonden van Gods volk met de heidenen.

Alles spreekt van verachting. Maar wat bij Gods volk niet in tel is en voor God in duisternis is, wordt door Hem niet veracht, maar in Zijn genade in Zijn Zoon bezocht. Hij heeft ook de heidenen niet veracht.

Profetisch wijst dit vers op de diepe duisternis waarin het gelovig overblijfsel zal zijn, eerst door de regering van de antichrist en daarna door de inval van Assyrië, hier de koning van het noorden (Dn 11:40-41). Als in de toekomst het ongelovige deel van Israël door de Assyriërs is uitgeroeid – “twee [derde] ervan” (Zc 13:8) – en de donkerheid en benauwdheid het grootst zijn, is daar de belofte: “Voorzeker” zal de HEERE dit noordelijke deel van Israël “eer bewijzen” door de verschijning van Christus. Dan zal Hij verlossing schenken, mede door de vernietiging van het leger van de koning van het noorden. Dat wordt uitvoerig toegelicht in het volgende hoofdstuk.

Copyright information for DutKingComments